Voor de Tweede Wereldoorlog was tuberculose (TBC) één van de meest voorkomende ziekten. Het was gevaarlijk en zeer besmettelijk, waardoor veel mensen stierven. De ziekte was slopend en slecht te behandelen. De enige remedie in die tijd was goed eten, frisse lucht en veel rust. Veel TBC-patiënten gingen voor genezing naar een sanatorium. Daar lag men overdag buiten op de veranda of binnen in lighallen
Een bekende naam is natuurlijk Davos in Zwitserland, maar er waren ook diverse sanatoria in Nederland. Het verblijf in zo´n sanatorium kostte natuurlijk heel veel geld. Minder rijke mensen konden in een TBC- huisje verblijven.
Kleine houten TBC huisjes
Deze kleine houten huisjes konden vroeger bij een kruisvereniging of sanatorium geleend, gehuurd of gekocht worden. De huisjes waren op een stalen onderstel met massieve wielen gemonteerd, zodat ze met de zon meegedraaid konden worden. Daardoor werd er optimaal gebruik gemaakt van de mogelijkheid om in de zon te liggen. De huisjes hadden veel glas met openslaande deuren en in de zijwanden ramen die tegenover elkaar open konden. De huisjes stonden veelal op plaatsen in Nederland waar de lucht extra zuurstofrijk was, zoals op de Veluwe, Utrechtse Heuvelrug en Zeeland.
Meestal werden de huisjes in serie gemaakt, maar het kwam ook wel voor dat de wat rijkere mensen een huisje lieten ontwerpen door een architect en/of lieten bouwen door een schrijnwerker/timmerman. Ze waren oorspronkelijk geverfd in een beige/roomachtige kleur. Vaak ontstonden, door de kleinschaligheid, prachtige juweeltjes. TBC-huisjes werden meestal op het terrein van de kruisvereniging geplaatst, maar stonden ook vaak in de tuin van de patiënt, of bij familie. De zuster kwam één keer per dag langs om de zieke te wassen en te verschonen. Zo ging ze in dorp of stad bij meerdere TBC-patienten langs.
Het herstel duurde vaak heel lang. Het kwam veelvuldig voor, dat patiënten maanden en zelfs jaren in een TBC-huisje lagen.